Gekronkel – Najaar 1996

Nu klik ik echter zojuist op “Artikelen” op de hoofdpagina van KWO en lees daar tot mijn opluchting dat er ook artikelen ingediend mogen worden over je grootste teleurstelling. Ik kan jullie garanderen dat het een pak van m’n hart is. Ik kan wel een decennium vullen met alle drama en ellende die ik tijdens mijn visserij ben tegengekomen, maar dat zal ik jullie besparen. Voor deze blog heb ik er toch één opgetekend om wat tegengas te bieden aan die van reclame doorspekte successtories. Schaam je niet om na het lezen van deze laatste zin verder te surfen. Het volgende stuk zal menigeen niet echt boeien.

Door de jaren heen was ik vertrouwd geraakt met het water. Maandenlang was ik dagelijks aan de waterkant te vinden. Was het niet om te vissen, dan wel om te voeren en bij te praten over de vangsten van de afgelopen week. Een water gaat je in je bloed zitten naarmate je er meer vist. Als een schoen die ingelopen is, als een leren jas zich om je lijf vormend. Haar grillen worden enigszins voorspelbaar. Bewoners bekend maar niet minder aimabel. Bemind als vrouwelijk schoon. Verzorgd als jonge baby’s. Het kan zo mooi zijn.

Een zomer in vergelijking tot die van 2003, maar dan jaren eerder, waarin de blauwalgen welig tieren. De vissen geven er ook de brui aan. Zonnend aan de oppervlakte hangen of verstoppertje spelen in de wortels van de vele over het water groeiende bomen. Fascinerend hoe de natuur haar groendragers kan voorzien van een dubbel voedingsysteem. Waterwortels als baarden. Slakjes, torretjes, allerlei kleine beestjes bieden een natuurlijk voedselaanbod en vinden op hun beurt een thuis in die haren. Niet te porren voor boilies. Een nootje brengt in de vroege ochtend soms een knolletje op de kant. Met name het ondiepe strandje werkt als een magneet op vissen tot een pond of 15. Een experiment waarbij ik al wadend een worm voor de neus van een dikke dertiger laat zakken loopt uit op een brede hekgolf. Waarom lukt het Ronny wel op de Flats aan de andere kant van de aardbol? Voor mij kon de herfst niet snel genoeg komen.

Voor je het weet hoor je de mensen om je heen klagen. Verwend door het warme weer, niet gewend aan de regen en intredende kou. Wind die je op de fiets stil doet staan; een vissershart dat warm wordt, bij elke windvlaag je innerlijke ritme opvoert. Tijd voor een continue stank in de garages. Vismeel en vislijm kweken geen begrip bij mede huisgenoten. Door een niet geplande onderbreking kom ik voor mijn gevoel te laat op het feest. Maar wat een feest. Een week lang constant windkracht 5/6 pal uit het westen. Kan niet missen, aankomende vrijdag komt er vis op de kant. Die gedachte staat als een rots, het is een zekerheid waar ik mee naar bed ga en weer op sta. 11 Dertigers die met hun kop naar beneden over mijn voerstek schuiven. 3 Keer 2 kilo vismeel boilies in combinatie met de omstandigheden moeten het doen. ’s Ochtends voor mijn werk een klein uurtje kijken of ze draaien op het voer. ’s Avonds de hele avond met een sigaretje op een bankje turen. En maar inbeelden, dromen, een verwachting tot zekerheid omturnen. Peptalk in het kwadraat.

Vrijdag gaan mijn gedachten maar naar één ding uit. De drang die enkel door karpervissers verstaan wordt. Vis, vis, dikke vis. De hele zomer niets bijzonders gezien. De herfst reeds in volle bloei. Een combinatie van somberheid en kleurenpracht. Eigen geuren, spinnen, dauw, mist, de laatste muggen die uit komen. Klein maar venijnig. Vliegende draken die ik niet meer voel, maar oh zo goed blijf horen. Krengen zijn het.

10 Scholieren moeten aan het werk gehouden worden. Planning van de komende week moet rond. Etters. Werk door en zeur niet aan mijn kop. Voor jullie heb ik deze dag geen tijd. Geen gezellig geklets, geen domme vragen. Om 5 uur stoppen we. Linea recta naar het water. Op de parkeerplaats is het alsof de vrijheid me tegemoet komt, haar armen uitstrekt en me meeneemt.

Ik kom tegelijk met Sasha aan. Sasha is een jonge, gedreven visser. Is liever aan de waterkant dan thuis of op school. Ik mag hem. Sasha zit in dubio, twijfelt. Hij heeft niet gevoerd en weet ook niet waar hij wil zitten. De dijk is vrij, maar deze ligt helemaal uit de wind. Een uitnodiging om bij mij te komen vissen doet hem nog meer twijfelen. Toch de dijk voor hem. Ik schud m’n hoofd en zijn hand. We wensen elkaar succes voor de komende nacht.

En zo vind ik mij verbeten achter de hengels 2 uur later. Ik weet niet waar ik het heb. Nog steeds geen kromme hengel. Zenuwen gieren door de keel. Elk moment kan het gaan gebeuren. Ze moeten komen. De omstandigheden zijn gewoon ideaal. De depressie hangt nog steeds boven mijn hoofd. Daar binnen echter groeit een tweede. Waarom nog geen tik op de top, liggen de onderlijnen goed? Is er een ander wezen dumpen? Twijfel, hoofdbrekende twijfel…

Verder zit er niemand, alleen Sasha midden op de dijk. Daar zitten ze zeker niet. Het komt nog wel, rustig blijven. Een shagje en even de benen strekken. De meerkoeten in het kleine kommetje rechts zien me voor de 4e keer al voorbij lopen. Weer zo’n mafketel die zijn ei niet kwijt kan. Nerveus blijven ze bij elkaar. Zal wel een moeder met jong van dit jaar zijn. Wat groeien ze snel. Als ik omkijk zie ik vanuit mijn standpunt, in het verlengde van de linker top een beer het natte met het droge verruilen. Dat geeft de burger moed. Ze zitten er en ook nog behoorlijk dicht op het kleine plateau voor de kant. Snel naar de stretcher die in de zitstand pal achter de hengels staat. Het kan niet lang meer duren.

Een uur en 3 shagjes later nog steeds niets. Opgesloten in mijn vacuüm. Gefocussed op een paar dikke vissen. Meestal geniet ik van het buiten zijn. Fishing is just an excuse for being there. Prima, maar nu even niet. Vlees met schubben en ponden karpervet zijn nodig om de zomerdorst te lessen. Jullie zijn er. Jullie hebben gegeten deze week. Hongerige magen die ook deze dag de gebruikelijke maaltijd verwachten. Waarom nog niet?

Langzaam wordt het donker. Vreemd hoe de opkomende duisternis de spanning opzweept. Daar waar ze normaal de bezinning stimuleert, werkt ze me nu tegen. Mijn ogen vinden geen houvast meer aan de golven. Was dat een draaiende vis of word ik voor de gek gehouden? Duisternis als mijn alles omgrenzende vijand. Nog steeds niets…

Tijd, tijd, tijd. Duisternis, wind, tijd, duisternis, geklots. Alsof elke minuut wordt uitgelicht, omlijst als zijnde een te koesteren moment. Gestolen kunnen ze me worden. Op mijn rug kijk ik schuin naar links naar de wolken die voorbij blazen. Elk moment kan die piep komen. Na vijf minuten nog steeds niets…

Dommelen en doezelen. Heerlijk in een vangstroes, onrustversterkend als je weet dat die beet zo komt. Een piep. Slaapzak rechts, linkervoet in de laars, stilte, wind, stilte. Hart in mijn keel. Die ene piep, adrenalinebooster.

Plotseling hoor ik de stem van Sasha. Ik moet weggedommeld zijn want het is al half drie. Hijgend staat hij naast mijn tent.
“Heb je nog een bewaarzak voor me”?
“Hoezo, je hebt er toch drie”?
“Ja maar die zitten al vol”
Stilte… het kwartje valt langzaam…

Ik draai m’n hengels binnen en ga met hem mee. Zwijgend kijk ik naar een hele hoge rug. Zelfs Quasimodo zou hier medelijden mee hebben. “Net geen twintig pond”, roept Sasha, “maar wat een rug”. “In die rechter zak zit een hele grote, ik heb hem nog niet gewogen”. Het tolt in mijn hoofd. Dit gaat alle theorieën te boven. Ik kan me niet bedwingen en trek de zak met de vermaarde kanjer op de kant. Als ik de zak van haar kop schuif, weet ik het al. Die kop met die grote schub… Lansje… Als er dan toch één trouw zou zijn dan was zij het wel, maar nee. Voor Sasha een PB, voor mij een trap in de maag. Zwijgend loop ik naar mijn stek terug. Sasha zweeft. Op mijn stek aangekomen gooi ik mijn hengels opnieuw uit. Pas midden in de nacht, nog niet eens halverwege de sessie, en nu voelde ik mij al verslagen.

In de loop van de ochtend loopt er nog een hele beste vis bij Sasha tussendoor. Het is hem van harte gegund. In de loop van de middag vang ik binnen een half uur twee visjes, maar niet van het formaat waarop ik hoopte. Mijn zus komt langs en meldt dat er voor me gebeld is. De handdoek gaat in de ring. Het mocht niet zo zijn. Het duurt even voordat ik accepteer dat dalen nodig zijn om intens van de pieken te genieten.

Lansje (boven) in 1995. Op deze foto de 4e keer in 2 jaar tijd. Een oude Valkenswaardspiegel met karakter. Misschien kent Bertil hem wel van het water van “heer Olivier”. Vermoedelijk is hij hier als peuter uitgehaald. Inmiddels RIP

Tot ziens!
Arjen

Het is volgens mij iets psychisch dat we alleen in succesverhalen geïnteresseerd zijn. We willen ons eigenlijk niet vereenzelvigen met mislukkingen en dat maakt het voor een schrijver ook geen gewild onderwerp.

Bekijk ook