Struinend achter de karper aan – Q&A met Robert de Wilt – Deel 1

Straks als het weer lekker warm is ga ik struinen.

“Te laat!” aldus Robert de Wilt. Deze fanatieke visser uit de 010-regio is van mening dat de beste tijd om met een struinhengel aan de slag te gaan BIJNA aanbreekt. In het begin van het voorjaar is de plantengroei nog beperkt (net zoals het riet) en de vissen laten zich bij een beetje zon al goed in de kantjes en ondiepe zijsloten zien! Wat Robert betreft zijn april en mei dé topmaanden voor de actieve struinvisserij, op de voet gevolgd door juni. Het voorjaar is vele malen beter dan de zomer!

In deze driedelige serie vertelt struinbaas Robert de Wilt alles wat je dit voorjaar moet weten!

Wil jij dit jaar meer struinend c.q. stalkend op pad? Check dan zeker deze drie-delige Q&A met Robert. We trappen af met het eerste deel! 

De beste tijd om met een struinhengel aan de slag te gaan breekt BIJNA aan!


Ok Robert, allereerst super tof dat je tijd maakt hiervoor. Kun je eerst eens vertellen wat jij onder struinen / stalken verstaat? 

Robert: Allereerst: Leuk om hieraan mee te werken. Hopelijk biedt het de lezer – en ook de jongere generatie – wat nieuwe inspiratie! 😊 

On topic: volgens de Van Dale luidt de officiële definitie van ‘struinen’ als volgt: ‘Al rondzwervend kijken of je iets van je gading kunt vinden.’ Verander het woordje ‘iets’ in ‘karpers’ en het dekt eigenlijk wel aardig de lading. Onder struinen versta ik: licht bepakt meerdere stekjes afvissen en daarbij ook echt actief op zoek gaan naar signalen dat er karper aanwezig is. Denk aan zwemmende/zonnende karpers, tikkende rietstengels, bruisplakaten, modderwolken, dat werk.  

Dit is wat je tijdens je struinsessie wil tegenkomen!

Halen we de term ‘stalken’ erbij, dan wordt het nog een iets ander verhaal. Als je het mij vraagt is dat een iets te populaire verzamelnaam geworden. Een beetje een modewoord, dat nogal makkelijk van stal wordt gehaald. Steeds vaker lees ik over ‘statisch stalken’. Daarmee bedoelt men in feite dan gewoon statisch vissen op de plek waar vis is gespot. Dat is leuk, en logisch, maar dat noem ik nog geen stalken. Nog een keer de Van Dale, maar nu over de term ‘stalken’: ‘(een beroemdheid, een ex-partner enz.) hinderlijk volgen, voortdurend lastigvallen’.  

Dit is volgens Robert het échte stalken!

Daarbij denk ik niet aan twee hengels die met zelfhaaksystemen in de buurt van karpers zijn ingegooid. Nee, daarbij denk ik aan een karper besluipen, en je aas echt vlakbij de vis aanbieden, bijna ‘opdringen’. En dat mag best op het irritante af. Mijn definitie van stalken zou ik eerder omschrijven als: ‘een gevonden karper gericht met je aas aanwerpen of het aas bij de (bek van de) vis laten zweven/drijven, zodat de vis haast in een reflex al je aas kan meepakken’.  

En nog even terug over dat ‘irritante’: je moest eens weten hoeveel karpers ik heb gevangen nadat ik al weet ik niet hoeveel keer een zwevend, door midden gebroken Frolicje –  recht onder mijn hengeltop – schuin voor de bek liet zweven zonder dat deze gepakt werd.

Check deze video voor het goede voorbeeld!

Er zijn genoeg karpers die zelfs uit irritatie ineens alsnog toehappen – zeker in het voorjaar, en zéker voor wat betreft de hommers. De aanhouder wint. In elk geval regelmatig…

Je staat binnen de scene wel bekend als een struiner, dus ik kan me voorstellen dat je inbox soms overloopt met vragen? 

Robert: Op zich valt dat wel mee hoor. Alleen in de voorjaarsperiode, als ik bijvoorbeeld binnen een paar weken een serie mooie struinvangsten op mijn Instagram zet, kan het aantal DM’s inderdaad weleens snel oplopen. Maar dat is ergens ook wel logisch dan en eigenlijk alleen maar een goed teken: het betekent dat mijn visserij (de verhaaltjes op bijv. Instagram, of bijv. een YouTube-video van VISblad TV waarin ik ga struinen) kennelijk toch interesse wekt bij jong en oud. Ook na vijftien jaar werken bij Sportvisserij Nederland blijf ik dat nog steeds het mooiste vinden: mensen inspireren om een nieuwe vistechniek te ontdekken. Daar doe je het voor!

Mensen inspireren om een nieuwe vistechniek te ontdekken. Daar doe je het voor!

Zeker in de voorjaarsperiode is het rendement van struinend vissen vaak vele malen hoger dan statisch vissen, voor velen nog steeds een eye-opener. En bij de jonge generatie karpervissers merk je dat die niet meer per se het geduld hebben voor lange sessies en een hoop spullen meesjouwen. Die willen snelle, korte visserijen doen, zoals ook het streetfishing annex roofvissen.  

Neem tijdens je struinsessie zo min mogelijk spullen mee…

Niets is dan zo mooi als een paar jonge knapen die me trots een foto van hun oppervlaktevangst sturen. Omdat ze de bivvy eens thuis hebben gelaten, en helemaal verslingerd zijn geraakt aan het struinen. Minstens zo leuk zijn de oprechte vragen van karpervissers die enthousiast zijn geworden voor het struinen, maar daarbij nog tegen wat praktische vraagjes aanlopen. Die help ik graag op weg hoor!

Niets is dan zo mooi als een paar jonge knapen die me trots een foto van hun oppervlaktevangst sturen.

Daarom werk ik ook mee aan deze Q&A. Met KWO bereiken jullie veel mensen, veel jeugd. Voor mij meteen een handig online naslagwerk om mensen straks naar te kunnen doorverwijzen.  Dan hoef ik niet telkens dezelfde vragen te beantwoorden, haha. Want oké, soms ik word ik wel een beetje moe van de zoveelste vraag over welke hondenbrokken je nou ‘moet hebben’. Niks moet, en het is ook gezond om niet alles maar voorgekauwd te willen hebben.  Ga zelf ook eens op zoek, probeer zelf ook te ontdekken. Koop eens een paar zakken, probeer ze. Er zijn vast nog wel meer geschikte hondenbrokken dan de zakken die ik zelf gebruik. 

Dan weten we genoeg, Robert gaat weer aan de oppervlakte aan de slag!

In de intro verklapten we al dat jij vreest dat veel vissers de boot missen als ze pas in de zomer de pen- of struinhengel ter hand nemen? Kun je vertellen wanneer jij start met struinen? 

Robert: Penvissen kan het hele jaar door, maar doe ik eigenlijk alleen ’s winters en in het vroege voorjaar. Het stalken zoals ik dat hierboven beschrijf, dat begint echt begin april al, en dan gaan de pennetjes weer diep de tas in. Als ik kijk naar de laatste pak hem beet 10 jaar, dan is de topperiode vaak – afhankelijk van hoe groot en diep het water is – echt al half april tot begin mei. Ik houd daar ook rekening mee met het inplannen van vrije dagen.

Natuurlijk, elk voorjaar is anders en je moet ook een beetje goed gokken qua weersomstandigheden. Maar als ik naar de laatste paar jaar kijk, dan is de tweede helft van april en de eerste helft van mei écht de tijd om er de beuk in te gooien. Daarna kan het natuurlijk ook nog prima, maar is het beste er vaak al wel vanaf. 

In de eerste helft van het voorjaar moet de struinvisser zijn kans pakken!

De zomer is per definitie niet de beste periode: het water is dan warm, het zuurstofgehalte lager, de vis vooral in de schemering en ’s nachts actief. Natuurlijk voedsel is er ’s zomers in overvloed, de oevers (en soms ook het water zelf) zijn vaak dichtgegroeid. En niet in de laatste plaats: er is op veel wateren dan alweer een paar maanden op rij hengeldruk, wat het aasgedrag er ook niet op vooruit doet gaan. 

Deze dikbuikige polderspiegel pakte Robert op 12 april 2020 aan het wateroppervlak…

Speelt de watertemperatuur of de helderheid van het water daar nog een rol bij? 

Robert: Ja. Al heb je minder warm (en zonnig) weer nodig om de vis aan de oppervlakte en in de kantjes te krijgen, dan je zou denken. Heb je in april bijvoorbeeld een paar dagen op fraai lenteweer – zonnetje, weinig wind, graadje of 18 à 20 – dan zal het je verbazen hoe snel de karper zich in de hogere waterlagen en pal langs de kantjes meldt. Ook als het water nog slechts een graad of 13, 14, 15 is. 

April is ook de periode dat veel bloesem in het water valt. Vervelend voor de hooikoortspatiënten, maar die bloesem en dat stuifmeel vormt een soort paplaag waartussen de karper volop insecten en ander vreten vindt. Je krijgt in deze periode ook van die mooie vuilhoekjes op de windkant. Dat zijn ware karpermagneten.  

Een paar dagen lenteweer zijn in het voorjaar genoeg!

De vis vindt ineens vreten op en vlak onder het wateroppervlak, daar waar de bodem nog kaal is en de waterplanten nog goed moeten opkomen. En misschien nog wel het grootste voordeel van de periode half april – begin mei: de oeverbegroeiing staat dan nog heel laag. Dat maakt het mogelijk om in relatief korte tijd hele grote stukken oever af te struinen naar de welbekende grijze schimmen langs het kantje.

Dat maakt het mogelijk om in relatief korte tijd hele grote stukken oever af te struinen.

Je struint dan zo een paar kilometer water af, waarbij je haast elke karper die in de oever hangt kunt spotten.  Zo vanaf half mei kun je dat vergeten: dan staat het riet alweer vrij hoog, groeit ook de rest van de oeverbegroeiing de hoogte in en kun je niet meer effectief langere stukken oever afspeuren naar karper. Je loopt dan dus letterlijk aan de vissen voorbij, als je niet oppast. 

In deze periode is het voedselaanbod vooral in de hogere waterlagen te vinden!

Welke watertypen zijn bij uitstek geschikt voor het struinen in het voorjaar? 

Robert: Dat is een leuke. Eigenlijk kun je op elk water struinend vissen – ook op rivieren, grote en diepe plassen. En natuurlijk op polder-, park- en stadswater. Het type water hangt ook af van de regio waar je woont c.q. vist. Ik heb met het Groene Hart als achtertuin een breed aanbod aan watertypen, en overal kun je in het voorjaar goed struinen.  

Mijn voorkeur gaat wel uit naar de grotere polderstelsels, de boezemwateren en grote, ondiepe plassengebieden. Die hebben namelijk gemeen dat de hengeldruk er relatief laag is (zeikerige vissen zijn meer uitzondering) en vooral: op grote wateren zwemmen vaak grote karperbestanden. In het voorjaar wordt het op een gegeven moment vrij voorspelbaar waar het gros van de vis zich verzamelt, ophoudt en volvreet: in de ondiepe zijsloten. Dat is écht niet alleen iets van de paai hoor.  

Ook kleinere vissen zijn sport met deze visserij!

Barst het mooie voorjaarsweer los? Ga dan maar eens kijken langs de ondiepe zijtakken van kanalen en polderweteringen. En de slotenstelsels die aan grote plassen vastzitten. Grote kans dat je daar op relatief klein oppervlak een relatief groot deel van het bestand aantreft. Ook weken voor de paai, en de weken na de paai. Die vissen zijn vaak relatief goed vangbaar omdat die onooglijke zijslootjes vaak een gedekte tafel vormen, zonder dat er vaak wordt gevist (wie gaat er immers met een bivvy aan een twee meter breed zijslootje zitten).  

Het is de eenvoudigste montage die je kan bedenken, maar uiterst effectief!

Een van de grootste misverstanden is dat struinen/stalken alleen op polderslootjes en parkwatertjes kan: in het voorjaar is het juíst op de ondiepe zijstelsels van groot water héél effectief! Op vragen in de trant van ‘Hey Robert, op het parkwater hier negeren ze mijn aasje, pakken ze niks, doe ik iets fout?’ antwoord ik ook altijd met het advies om als het even kan de drukker beviste wateren juist te mijden.

Niemand verplicht je om naar de populaire en bekendere wateren te gaan.

Niemand verplicht je om naar de populaire en bekendere wateren te gaan. Richt je op de minder drukke wateren. Loop eens een takkeneind de polder in. Waarom zou je het jezelf moeilijk maken, als de vissen diep in de polder veel minder zeikerig zijn en dus makkelijker te vangen? 

Robert weet wel waar hij moet zoeken!

Kam je met een polaroid bril de oevers af totdat je vis gevonden hebt? Op wat voor stekken verwacht je de karpers vooral? 

Robert: Kort antwoord: ja, dat doe ik. Mijn aas gaat pas te water als ik vis gevonden heb. Een polaroid bril is daarbij een must-have. Daarmee zie je meer karper en spot je ze ook sneller. Qua plekken waar ik de vis verwacht: daar valt vaak toch niet altijd een pijl op te trekken.  Uiteraard heb je de klassieke hotspots, zoals vuilhoekjes, overhangende bomen, opkomende lelievelden, rietkragen en zijsloten.

Maar sta ook niet raar te kijken als je ergens halverwege een lang en saai, monotoon stuk kanaal of polderwetering ineens een clubje vissen spot die lekker bij een willekeurig lelieveldje of stukje schoeiing zijn blijven hangen.  

Strak in de bovenlip, zo wil je de vissen haken!

Hoe meer tijd je steekt in het observeren en afstruinen van een water, hoe beter je ook doorkrijgt wat de favoriete zones per water zijn. Soms is dat niet vooraf voorspelbaar, en kom je er puur achter omdat je bepaalde vissen wel erg vaak precies in een bepaald stuk van het water ziet cruisen. Dan is dát de plek om ze bijvoorbeeld met drijvende hondenbrokken op te vangen. 

Zit er aan jouw water een mooi slotenstelsel vast dat bijvoorbeeld diep de nieuwbouwwijk of het bedrijventerrein inloopt? Nou, ga dan maar eens tot aan de doodlopende eindjes van de zijsloten op zoek. Grote kans dat je op een verder nietszeggend stuk sloot ineens een paar dikke ruggen spot…

Grote kans dat je op een verder nietszeggend stuk sloot ineens een paar dikke ruggen spot…

Focus je niet te veel op hoe mooi de omgeving eruit ziet, en richt je meer op de logica van een karper die gaat rondzwerven naar de doodlopende stukken van een water of zijsloot. Waar kunnen ze niet verder? Waar blijven de vissen mogelijk noodgedwongen hangen in een doodlopende hoek? 

Vroeger dacht ik altijd dat de op papier strategische kruispunten, driesprongen en smalle ingangen/doorgangen top waren. Nou, daar vliegt de meeste vis met een bloedgang doorheen is inmiddels mijn ervaring. Vergelijk het met de snelweg. Waar loopt het verkeer een beetje stil (files niet inbegrepen)? Precies: aan het einde van de afrit, of bij het tankstation! Karpers zijn kilometervreters. Het zijn net auto’s, die hele lange stukken water vaak alleen als ‘snelweg’ gebruiken. In de ‘dooie hoeken’ en de verbredingen trappen ze vaak pas op de rem, daar blijven ze graag hangen en gaan ze smikkelen. Daar moet je dus staan met je hengel…

Met dit soort vissen is alle inspanning meer dan de moeite waard!

Bij struinen denken wij al snel aan het vissen met een pennetje (dobber) of een drijvend aasje, maar jij vist ook graag zwevend? 

Robert: Klopt. Om te beginnen: penvissen doe ik alleen ’s winters en in het koude, vroege voorjaar, als het nog te vroeg is voor het stalken. Mijn passie ligt vooral bij het ‘freelinen’, bij het stalken. In de basis vis ik heel simpel. Aan het uiteinde van mijn hoofdlijn hangt slechts een haakje met een baitband. 

Ik heb altijd drijvende hondenbrokken mee, en een bakje Frolics. Frolics zinken, maar als ik een doormidden gebroken Frolic in de baitband hang, dan kan ik deze recht onder mijn hengeltop op elke gewenste diepte laten hangen annex zweven. Dus: hangt de karper tien centimeter onder het wateroppervlak met zijn bek, dan laat ik de halve Frolic ook op tien centimeter onder de waterspiegel stilhangen.  

Een halve Frolic op een baitbandje, hét aasje om bij je te hebben tijdens het stalken!

Desgewenst kan ik het aas met de vis mee laten zakken of juist naar boven halen. Uiteraard wel zodanig, dat het aasje niet te veel beweegt (leg het stuk blank direct boven je molen te rusten op je andere arm) en de vis niet schrikt van mij of mijn hengel. Lang verhaal kort: de karper moet mijn aas snel opmerken, maar niet doorhebben dat het niet pluis is! Dat klinkt logisch, maar in de praktijk gaat het daar vaak fout.  

Lang verhaal kort: de karper moet mijn aas snel opmerken, maar niet doorhebben dat het niet pluis is!

Sluipen is sowieso een must, maar maak ook geen abrupte of snelle bewegingen. Kijk eens hoe een reiger zich aan de waterkant gedraagt en probeer in de veren van een reiger te kruipen. Heb je de kans om de vis van achteren te benaderen, doe dat dan. Oefening baart kunst en je wordt er vanzelf steeds handiger in. Zakt de vis weg maar twijfel je of die geschrokken is? Blijf dan gerust even wachten. Grote kans dat de weggezakte vis na een paar minuten weer vrolijk opdoemt tegen exact hetzelfde stukje oever. 

Op dit soort momenten kun je uiterst selectief die ene vis eruit pikken!

We kunnen ons voorstellen dat het hebben van een compacte en mobiele uitrusting een must is? 

Robert: Dat hebben jullie goed. Less is more, en hoe minder zooi je meeneemt, hoe makkelijker het wordt om grote afstanden af te lopen in de zoektocht naar karper. Mijn uitrusting bestaat slechts uit een hengel+molen, landingsnet, onthaakmatje en een 28-liter rugzak met daarin al het kleine materiaal, proviand, de camera en natuurlijk een zak hondenbrokken. Daarmee sjok ik als het moet met gemak 5, 10 of zelfs 15 kilometer weiland af op een (mid)dag. Dat gaat je met je trolley niet lukken. 

Struinen betekent weinig spullen mee, goed observeren en meters maken!

Ok, dit was het einde van deel 1. Wil je alvast wat zeggen tegen de mensen die nu nog twijfelen? 

Robert: Houd de komende dagen en weken echt goed het weer in de gaten. Komen er in april een paar dagen op rij met mooi lenteweer aan? Dan is het tijd om alvast die vrije dag(en) bij je baas aan te vragen. Want overdag is de vis nu goed actief. Met een hoogstaande zon, waardoor je de vis ook eerder ziet.  

Zet de zonnebril op en kijk of je de vissen kunt spotten!

Laat jezelf ook niet tegenhouden om te gaan struinen als je nog geen ervaring hebt en normaliter alleen met de boilie vist. Zolang je niet te lui bent om stevig de benenwagen in te zetten, zal het je verbazen hoe snel je hapklare karpers gaat spotten als je je ogen goed de kost geeft. En ervaring komt nou eenmaal met de jaren. Je leert het stalken alleen door het zelf te gaan doen, uit te proberen, uit te vogelen. Vlieguren maken. Je wordt er vanzelf steeds handiger in.

Vlieguren maken. Je wordt er vanzelf steeds handiger in.

Of niet, en dan is het ook gewoon niet jouw ding. Ik begon ooit met stalken omdat ik simpelweg te ongeduldig was om lang naar een pennetje te moeten staren terwijl ik de karpers gewoon kon zien zwemmen en zonnen. Nou, in die beginjaren was ik heus nog niet zo handig met het aanleggen of aanwerpen van een vis. Ik deed vaak maar wat, mais op half water onder een pennetje op de kop van de vis mikken.  

Struinen betekent oefenen en ervaring opdoen!

Soms leverde dat een karper op, maar vaak alleen een boeggolf. Maakt verder ook niet uit, juist het leerproces was mooi. Uiteindelijk is er geen betere leerschool dan het struinend vissen: doordat je veel meer bezig bent met de natuur en de vis observeren leer je gigantisch veel meer over het gedrag van de karper, dan als je alleen naar je sounderbox of de bovenkant van je bivy-tafeltje zit te staren. Dat kan altijd nog, zoals in het najaar, en dan kun je de opgedane struinkennis meteen mooi toepassen. 


Dit was het eerste deel van de grote ‘struin Q&A’ met Robert de Wilt. In het vervolg gaat Robert dieper in op de materialen die je nodig hebt en geeft hij al enkele tips & tricks. Wil je meer zien van Robert z’n visserij? Volg hem dan op Instagram. 

Stay tuned! 

KWO Redactie 

Bekijk ook