Struinend achter de karper aan – Q&A met Robert de Wilt – Deel 3

Na het leerzame eerste deel en het praktische tweede stuk strooit struinbaas Robert de Wilt in het afsluitende artikel van deze Q&A nog met enkele nuttige tips, geeft hij een kijkje in hetgeen je kunt verwachten aan vangsten én deelt hij zijn favoriete struinvangst!

In het derde en laatste deel komt Robert met tips en tricks voor het struinvissen!

Met alle opgedane kennis zal het vertrouwen van de lezers al wat hoger zijn. Maar we willen nog meer tips! Laten we dus nu gaan kijken naar het vissen zelf.


Op welk karpergedrag let je specifiek? Zijn ALLE vissen te vangen? 

Robert: Zoveel wateren, zoveel karpers, zoveel situaties. Er is geen handleiding voor wat je wanneer moet doen en hoe het gedrag van een vis moet worden geïnterpreteerd. Stalken is maximaal improviseren en elke vis, stek en dag is weer totaal anders. Elke situatie vraagt om een andere benadering. Hier kan ik niet echt een eenduidig antwoord op geven, behalve dat stil hangende vis doorgaans wat makkelijker toehapt dan een op tempo voorbij zwemmende vis. En dat azende vis natuurlijk maximaal vangbaar is.

Snel voorbij zwemmende vissen zijn moeilijker te vangen dan vissen die stiliggen…

Wat me wel vaak opvalt, is dat karpers met hun smaakreceptoren in de bek vaak automatisch aangeven dat ze jouw vlakbij hangende Bonzo of Frolic door de uitwaseming al hebben geproefd en dus opgemerkt, de bek gaat dan plotseling wat drukker heen en weer. Een teken dat de vis mogelijk snel tot happen overgaat. Het wordt dan natuurlijk steeds spannender!

Vaak merken de vissen de brokken al van een afstandje op!

Een andere vorm van karpergedrag die je moet kunnen herkennen, is in hoeverre de vis al met de paai in de kop zit. De paai duurt doorgaans al gauw twee tot drie volle dagen – meestal eind april of begin mei – en dan moet je de vis echt lekker met rust laten. Ook al is de verleiding groot om er een aasje bij te hangen, laat ze lekker even met rust. De vissen zijn duidelijk met elkaar bezig, zéker tijdens het hele paairitueel zelf. 

Tijdens het paairitueel gun je de vissen het beste wat rust!

Hoeveel procent van je vangsten vang je binnen één hengellengte vanaf de oever? 

Robert: Ik denk zo’n 75 procent. Maar dat is echt een natte vingerwerk-schatting. Met de Frolic is het meestal een kwestie van je aas strak langs de oever bij een karper laten zakken/hangen. Recht onder je top, waarmee je zelf dus een hengellengte afstand bewaart. Maar op sommige wateren – zeker met oppervlaktevissen, en op wateren met meer hengeldruk – is het vaak juist zaak om maximaal werpbereik te hebben.

Soms zal je de vissen wat verder uit de kant moeten zoeken…

Zo vis ik op een water, waar de ‘uitzetters’ wel tot onder mijn eigen kant komen azen, maar oudere, wat schuwere vissen écht niet snel binnen werpbereik azen. Die zijn vaak zo sneaky om alleen de op de wind of trek afgedreven brokjes te pakken. Zomaar 30, 40 meter weg, diep in de lelie-jungle. Daar kan ik tegen beter weten dan wel met een floater controller naartoe zwiepen, maar A: Dan sla je veel vaker mis en B: Er liggen daar te veel lelies waar ik de vis ook nog maar doorheen terug moet zien te pompen en C: Hoe meer er op je lijn hangt qua controllers, hoe riskanter qua planten/verpelen/lijnbreuk. Daar is geen beginnen aan…

Struinen doet Robert het liefst met met zo min mogelijk poespas op de lijn!

Liever wacht ik dan tot ze zó los komen dat ze vroeg of laat toch net binnen die pakweg 15 meter komen. Dat haal ik met een zachte hengel, goed opgespoelde molen met verse lijn en een dubbele, voorgeweekte Bonzo in de baitband dan vaak nét. Bonustip: maak wat PVA-zakjes met brokken, voor extra werpgewicht. Enige nadeel: hoe verder je werpt, hoe moeilijker je jouw haakbrok dan kunt onderscheiden van de voerbrokjes die er dan dicht omheen drijven. Ik heb weleens ‘op een voerbrok’ aangeslagen – als je snapt wat ik bedoel. 😊 

Robert probeert geduldig af te wachten totdat de vissen los- en binnen bereik komen!

Iets waar veel vissers over twijfelen is het moment van aanslaan. En wat is het verschil tussen oppervlaktevisserij wanneer je met een pennetje (of zwevend) vist? 

Robert: Over het aanslaan bij het penvissen ga ik hier maar niet uitweiden. Dat is een vak (en hoofdstuk) apart, ook ter voorkoming van aanslaan op lijnzwemmers. Qua oppervlaktevissen: aanslaan doe ik eigenlijk altijd ‘op gevoel’. Dat is niet echt iets wat je makkelijk op papier kunt zetten. Over het algemeen sla ik vrij snel aan, maar probeer ik wel een fractie van een seconde pauze in te bouwen. Want ideaal is natuurlijk als je pas aanslaat op het moment dat de karper na de aasopname zijn bek weer heeft dichtgedaan.

Zodra de vis met gesloten bek wegdraait is hét moment om aan te slaan!

Nog fijner is het als de vis na de aasopname ook direct (met gesloten bek) doorzwemt annex wegdraait op zoek naar de volgende brok. Als je de bek van de vis goed kunt zien, is het dichtgaan van de bek hét moment om te slaan – zeker als de vis met zijn kop jouw kant op wijst bij de aasopname. Bij een gesloten bek haak je de vis net zo vaak in de onderlip als in de bovenlip, is mijn ervaring. 

Als je de bek van de vis goed kunt zien, is het dichtgaan van de bek hét moment om te slaan…

Verder, hoe hoger je staat bij het aanslaan, hoe gunstiger. Al zijn ook hier weer uitzonderingen: je hebt bijvoorbeeld van die ‘spooky’ vissen die héél snel voelen dat jouw haakbrok niet pluis is. Dan kun je soms weer haast niet snel genoeg aanslaan. Af en toe eens misslaan hoort er ook wel een klein beetje bij: “you win some, you loose some“.  

In dit geval werd er zeker niet misgeslagen!


Qua Frolic-stalken (om het zo maar even samen te vatten) vis je in principe recht onder je top en kun je de aasopname goed zien. Daar sla je dan op. Ook nu weer op het moment dat de bek dichtvouwt. Omdat karper een enorme zuigkracht heeft, maakt de strak naar beneden lopende lijn vaak weinig tot niks uit voor een goede aasopname. Een truc die je hierbij nog kunt toepassen, is op het moment van de aasopname van een Frolic, als een soort van zo-snel-als-het-licht-reflex je hengel iets te laten zakken zodat de vis meer ‘opzuigruimte’ heeft. Dat is echter meestal niet noodzakelijk voor een goede aasopname. Snel aanslaan wél!

Deze rondbuikige spiegel mocht al vroeg in het voorjaar op de mat komen!

Laatste tip: op de wat diepere en/of troebelere stekken, wil ik nog weleens mijn Frolic laten zakken naar een diepte waarbij ik de aasopname niet meer kan waarnemen met het blote oog. Puur omdat er wel vis ligt, maar deze naar mijn smaak niet gauw genoeg omhoog komt. In zo’n geval kun je twee dingen doen. Ligt je aas op de bodem, kijk dan of je je lijn (die je dan ietwat slap op het wateroppervlak legt) ineens ziet ‘schieten’ (aanslaan!). En vis je nog boven de bodem (strakke lijn vanaf je top naar beneden) maar met het aas net buiten jouw zicht, dan kun je de aasopname vaak voelen en zien op je hengeltop. Hierop kun je aanslaan. Zie het als feedervissen 3.0. 😊 

De jarenlange ervaring heeft ervoor gezorgd dat Robert precies weet hoe hij deze visserij moet aanpakken!

‘In deel 1 vertelde je dat je het voorjaar een veel betere periode vindt dan de zomer. In hoeverre speelt het weer nog een rol op de dag zélf, als je gaat vissen? Welke weersomstandigheden zie jij het liefst als je een paar uur gaat stalken of oppervlaktevissen? 

Robert: De grote misvatting bij het oppervlaktevissen – en dat geldt ook voor het stalken met een zwevend aasje in de oeverzone en de zijslootjes – is dat het per se zonnig en warm moet zijn. Tuurlijk, voor de kick-off in april heb je die eerste reeks zonnige, warmere voorjaarsdagen absoluut even nodig om de boel goed op gang te krijgen. Om de karper op ‘aan’ te zetten. Ze laten zich dan ineens weer zien in de zijslootjes, aan het oppervlak en in de kantjes. Daar zijn ze ook vangbaar. Maar na deze eerste lekkere voorjaarsweek (vaak al begin of half april), komt het qua weer allemaal al wat minder nauw kijken.

Na de eerste warme week in april zijn de vissen doorgaans los!

Vanaf eind april of begin mei is het water simpelweg goed op temperatuur. Wordt er zelfs alweer gepaaid en is de vis gewoon actief. Dat er daarna vast nog weer genoeg frissere, koudere dagen bij zullen zitten ten spijt. Vanaf het moment dat het water zo rond de 17 à 18 graden is, heb je geen zonnetje meer nodig om de vis ‘naar boven’ of in de kant te krijgen. Een paar handjes drijvende hondenbrokken of broodkorsten voeren is dan vaak al genoeg. Zeker op wateren waar je de voorgaande dagen of weken dan al regelmatig drijvende brokken hebt gevoerd. Met name in de middag en avond, als het water op zijn warmst is. 

Een paar handjes hondenbrokken deden het ook hier weer!

Veel belangrijker is het dat de wind zich koest houdt. Ik heb liever een lekker nevelig c.q. broeierig en WINDSTIL dagje met bewolking en voor mijn part een paar regenbuitjes, dan een hele zonnige dag met harde wind. Wind is eigenlijk de enige échte spelbreker! Nog even los van dat het minder praktisch is met freelinend vissen.

Wind is eigenlijk de enige échte spelbreker!

Bij een fikse wind laat de vis zich niet of veel minder snel zien in de kantjes en aan het wateroppervlak. Geen vis spotten = lastig stalken. Het enige wat nog weleens succesvol is op winderige dagen waarbij het wel zonnig en/of wat warmer is: de hoek opzoeken waar de wind op staat. De bekende vuilhoekjes. Daar hoopt veel drijfvuil zich dan op en wil je ze met een paar handen drijvende hondenbrokken nog weleens goed naar boven krijgen. Ook bij windkracht 4 of 5. 

De cultuurwateren waren in de jaren 90 de leerschool van Robert!

Ook regen is – los van dat het voor de visser zélf minder relaxt is – doorgaans geen issue. De vis is immers toch al nat.  Bij regen keert vaak ook de rust aan het water terug (minder vissers/recreanten). Mijn beste oppervlaktesessies – dat de vis ook op lastigere wateren compleet los ging aan het wateroppervlak – waren vrijwel altijd de momenten kort voor, of vlak na onweer. Of in elk geval met voorspelde onweerskansen, met daarbij doorgaans broeierig weer en regenbuitjes afgewisseld met droge momenten waarbij de wind compleet weg viel.  

Jong geleerd is oud gedaan!

Omdat ik het vaak van korte sessies moet hebben (paar uurtjes uit werk, middagje vrij etc), doe ik het vaak als volgt: Zolang het niet té hard waait (grove stelregel: bij alles ónder windkracht Beaufort 5, oftewel onder de 30 km/uur), ga ik er in principe gewoon voor een paar uurtjes op uit en kijk ik ter plekke wel wat ik aantref. Is het zonnig maar toch wat aan de winderige kant, dan zoek ik als eerst sowieso de zones ín de zon, maar uít de wind op. De luwte dus (tip: wateren met een hoge oever). Soms ligt de vis dan precies in dat ene stukje dat uit de wind ligt toch lekker kort onder het wateroppervlak te zonnen.

Op de windstille plekjes ligt de vis ook bij minder goed ‘oppervlakteweer’ vaak nog bovenin!

Spot ik daar niks, dan zoek ik een plek op waarvan ik vermoed dat de vis er toch wel ergens rondhangt en voer ik een paar handen drijvende brokken om te kijken of ze alsnog tevoorschijn komen. Op de lastigere dagen is het sowieso slim om meerdere wateren af te speuren. Soms vind je bij water 3, 4 of 5 dan toch ineens een clubje vissen dat ergens hapklaar ligt in een mooi hoekje uit de wind. 

Nog eentje uit de oude doos!

Mijn ideale brok-visdag zou er zo uitzien: lekker windstil of hooguit een zeer minimaal briesje vanuit Z-, ZW- of ZO-richting. Een graadje of 22, 23, 24. Een lekker zonnetje met af en toe wat sluierbewolking. Richting de avond toenemende kans op onweer en regen. Dat je in de verte de cumulonimbus wolken al ziet ontstaan, zeg maar. Dit soort dagen zijn er elk voorjaar en de uren voorafgaand aan het onweer zijn doorgaans bingo. Wordt zo’n (mid)dag voorspeld: probeer dan een paar uurtjes vrij te nemen bij de baas!

Perfect weer voor het oppervlaktevissen, windstil en een toenemende kans op een bui!

Tot slot: in april en mei vind ik de uren overdag én de avond het beste (’s ochtends vaak nog vrij koud water). Vanaf juni pak ik het liefst de (vroege) ochtend of de (late) avond en mijd ik de uren midden op de dag wat eerder. 

Wat kunnen de vissers verwachten qua vangsten in deze visserij? 

Robert: Alles. En dat hangt allemaal puur af van waar je vist. Houd je het bij park- en knollenslootjes, dan moet je inderdaad geen wonderen verwachten. Maar het grootste misverstand van struinen is dat het synoniem zou staan voor kleinere vissen…

Het grootste misverstand van struinen is dat het synoniem zou staan voor kleinere vissen…

Dat is je reinste onzin. Wat je vangt, hangt vooral af van wat er zwemt op het water waar je vist. Er is natuurlijks niets zo selectief als stalken: je kunt in feite zelf kiezen welke vis je aanlegt of aanwerpt en op die manier net die ene dikkere vis eruit selecteren of juist die ene mooie spiegel tussen de schubs uit pikken.

Door selectief te vissen kun je net die ene mooie spiegel er tussenuit pikken!

Ik ken jongens die op die manier echt overal de krenten uit de pap vissen – puur door veel azende vissen te laten gaan en uiteindelijk die ene targetvis mee te krijgen, die ze er dan met veel geduld uitvangen. Zelf ben ik daar doorgaans niet geduldig genoeg voor, en ik houd – zeker in de vaak korte sessies – ook wel enorm veel van een kromme hengel. Ik vis dus vaak maar tot op zekere hoogte selectief en vind het hele spelletje van ‘op zicht vangen’ gewoonweg te leuk om echt te gaan target-stalken. Ik pak happende ‘middenmoters’ ook gewoon mee hoor. Ieders eigen keuze natuurlijk…

Robert gaat doorgaans voor een kromme hengel, met dit slag vissen een logische keuze!

We hebben in deze driedelige Q&A al enorm veel besproken. Super inspirerend. Maar kun je tot slot nog een paar van jouw struin-trucjes verklappen? Gebruik je bijvoorbeeld olieën of andere (vloeibare) attractors? 

Robert: Ik geloof niet zo in dips, boosters en andere flesjes en potjes. Ik heb ze wel, maar gebruik deze zogenaamde ‘wondermiddelen’ zelden tot nooit, omdat ik mijn aas bij het freelinen toch al super dicht bij de vis breng. Als je je beseft dat een karper in staat is om een minuscuul slakje of zelfs een muggenlarve uit het wier of de blubber te vinden én te filteren, dan is een attractor bij het stalken al snel wat too much.

De hondenbrokken hebben van zich zelf al genoeg aantrekkingskracht!

Een té sterke uitwaseming/walm kan wellicht zelfs argwaan wekken. Bovendien: heb je geen vis gevonden maar wil je ze ‘naar boven’ lokken met drijvende hondenbrokken, dan geven die paar handen Bonzo’s al meer dan genoeg uitwaseming om te kunnen worden opgemerkt door de vis. Het zal je verbazen hoe snel de vis de aanwezigheid van drijvende Bonzo’s doorheeft, zeker als je er al een paar keer mee hebt gevoerd. 

De vissen hebben de drijvende Bonzo’s echt wel door!

Verder qua trucjes: die zijn er zat, haast te veel om op te noemen. Juist het toepassen van speciale foefjes en improviseren maken het stalken zo’n leuke visserij! Het is ook goed om zelf je eigen, zelf uitgedokterde trucs te hebben. Dat is waar vissen om draait. Niettemin – en ik ga ze niet allemaal verklappen natuurlijk – zal ik hieronder een paar van mijn trucs geven: 

  • Wil je verder kunnen werpen, klem dan twee Bonzo’s in de baitband ipv één; 
  • Door je haakbrok(ken) eerst een minuutje of twee in het water te leggen, worden ze iets zwaarder en werp je er net weer iets verder mee; 
  • Door twee Bonzo-ribbelbrokken in de baitband een kwartslag te draaien, kun je onder je hengeltop desgewenst zó vissen dat je haak er bovenop blijft liggen en dus boven en uit het water blijft als je de brok zachtjes op het water laat zakken (probeer het maar eens uit 😉); 
Een dubbele hondenbrok zorgt voor net dat beetje extra werpgewicht…
  • Neem een klein potje mee met een handje haakbrokken die je vooraf een paar minuten in water of voor mijn part in een liquid hebt gesoakt. Dan nemen ze iets vocht op en worden ze net wat zwaarder. Dan kun je er van meet af aan verder mee werpen dan met een brok die direct en ‘kurkdroog’ uit de zak komt; 
Deze vis zit duidelijk op de brokken!
  • Zoek je een handige onthaakmat voor het struinen? Google dan eens de Korum Fast Mat; 
  • Zorg dat je baitbands niet in de zon liggen: dan verouderen ze snel en trek je ze eerder kapot op het moment suprême; 
Om te voorkomen dat je de baitbands snel kapot trekt kun je ze beter niet in de zon leggen!
  • Hoe sneller je bent, hoe meer vis je vangt. Niet dat het een wedstrijdje is of een race tegen de klok moet zijn. Maar toch: op snelheid een azende vis spotten en goed aanwerpen gaat je echt aanzienlijk meer vissen opleveren dan als je de luie variant van het oppervlaktevissen toepast. Mijn haakbrok gaat pas te water als ik een karper spot, en dan linea recta zo dicht mogelijk bij de vis zonder dat deze schrikt. In het geval van oppervlaktevissen: er overheen werpen en voorzichtig terugbrengen in het gezichtsveld van de karper – altijd op een plek waar de kop ongeveer naartoe wijst. Er zijn wateren waar je snel moet handelen, omdat je vaak maar weinig happers hebt of omdat de vissen daar telkens na een paar keer happen weer wegzakken en het dan onvoorspelbaar is waar ze later weer opduiken. Dan is snelheid geboden en de truc om al de tweede, derde of vierde brok die hij pakt jouw haakbrok te laten zijn. 
Robert met een prachtige spiegel uit de polder!
  • Richt je altijd op meerdere wateren tegelijk, zodat je altijd een back-up plan hebt als de windrichting op water één bijvoorbeeld ongunstig is. Als op water twee opeens een bivy op je favoriete hoekje staat. Als men op water drie ineens de oevers aan het maaien zijn, of als op water vier een stekkenpezer opduikt. 😉 
  • Last van meeuwen? Einde van de avond (randje donker) drijvende brokken langs het kantje voeren en er de volgende ochtend bij het allereerste licht weer staan; 
Ook in het donker kun je prima oppervlaktevissen!
  • Voordat je aas te water gaat altijd je landingsnet uitklappen. Voorbijgangers snappen meestal niet ‘hoe je dat ding precies in mekaar zet’; 
  • Hengel laag/horizontaler houden bij het drillen – blijft de vis vaak wat rustiger; 
  • Neem altijd genoeg te drinken mee op warme, zonnige dagen en smeer je in; 
  • Controleer jezelf regelmatig op teken (met name je enkels, knieholtes, ellebogen, polsen en buik; 
  • Wees altijd vriendelijk en netjes richting bewoners of passanten, en onthoud dat je ten alle tijden een ambassadeur bent van onze hobby; 
Door de hengel laag te houden tijdens de dril blijft de vis vaak rustiger!
  • Maak altijd slim gebruik van een praatje met bewoners, die kunnen soms interessante tips hebben over dat ze ‘daar en daar van die hele grote vissen hebben zien zwemmen’; 
  • Pas altijd op met zon achter je, en dan met name met hoe de schaduw van jou en van je hengel over het water valt – probeer altijd te vermijden dat de schaduw over de ogen van de karper vallen.
  • Durf af en toe ook – op een nette manier – brutaal te zijn en vraag gerust eens aan bijvoorbeeld een boer of hij het oké vindt als je een stukje over zijn land loopt. Nee heb je en ja kun je krijgen. 
Ook dit soort brute schubs laten zich foppen aan de oppervlakte…

Zou je als afsluiter willen vertellen wat je mooiste ‘struinvis’ is? 

Robert: Uiteraard, daarvoor gaan we dan terug naar mei 1997. Toen ving ik mijn eerste oppervlaktevis ooit. Dat was deze oude spiegelkarper in het Schollebos in Capelle a/d IJssel. Die had ik gespot in wat tussenuren van (ik meen) de brugklas. Snel naar huis gefietst, hengel en brood mee. Eenmaal teruggekomen lag de vis nog steeds in dezelfde afgelegen hoek van het slotencomplex, tussen wat opkomende lelies.

Met deze oude spiegel is het oppervlaktevissen voor Robert begonnen!

Het lukte om deze vis te verleiden met de korst en ik weet nog dat ik er om meerdere redenen enorm blij mee was! Dat korstvissen, zoals in het Rini Groothuis Grote Karperboek omschreven, was me voor het eerst gelukt. Het was een nieuw record voor me (een dikke twintigponder 😊) en het was ook nog eens die ene spiegel…

In 1999 wist Robert dezelfde karper nogmaals te strikken!

Spiegels waren toen op veel wateren echt zeldzaam in de 010-regio. Mooie tijden man! #gelukkighebbenwedefotosnog!


Robert, super bedankt voor deze leuke en leerzame Q&A! Veel succes de komende periode aan de waterkant! Wil je meer zien van Robert z’n visserij? Volg hem dan op Instagram. 

Struin ze! 

Bekijk ook