Gekronkel – Geert

Het is immers winter, tijd van warmte en gezelligheid. De dagen worden korter en de nachten langer. Buiten is het guur maar binnen gaat de haard gaat weer aan. Kruip dus lekker met elkaar achter de pc met een deken om je heen en pak een bak warme chocolademelk. Daar gaan we (mochten jullie enige link zien met een paar hedendaagse politieke kopstukken, dan verzeker ik jullie dat dit louter toeval is).

Ik ken een ontzettend slimme, eigenwijze karper. Echt zo’n vis met karakter, een geliefd target van menig visser. Zoals gebruikelijk tegenwoordig, heeft ook deze vis een naam: Geert. Geert is een gewone Hollandse schub. Wat breed en stompig gebouwd. Wat hem echter zo bijzonder maakt is een zeldzame pigmentafwijking. Zoals gezegd is Geert een normale schubkarper, maar boven op zijn kop missen de normale pigmentcellen waardoor dit gedeelte spierwit afsteekt tegen de rest. Dit is niet alleen maar iets wat vissers interessant vinden, ook zijn mede schoolgenoten en vissen van andere scholen kennen de witte kop van Geert. Het geeft hem een soort van status.

Geert is een nukkige vis van middelbare leeftijd, eigenwijs en eigenzinnig. Als Geert met zijn vriendjes op een voerplek neerdaalt wordt hij blij. Komen er echter andere kapers zoals een brasem of een zeelt, dan begint het te borrelen in zijn kop. Hij kan zich nog redelijk inhouden, maar toch. Met name die brasems zijn hem een doorn in het oog. Die zeelten gaat nog wel, ze zijn niet zo massaal en er blijft nog genoeg voor Geert en zijn vriendjes over. Daarnaast passen ze in een puur Hollandse waterfauna, samen met snoek, rietvoorn en baars. Die brasems zijn er maar bij gekomen en ze fokken maar aan. Voor je het weet zijn er duizenden en ze vreten al het eten voor je neus weg. Zo blijft er niets voor ons over. En daarbij stinken ze ook nog en dragen die vrouwtjes van die lange slijmjurken. Geert is het zat. Spuugzat!

Op een zonnige middag zwemt hij in een oud haventje in de buurt van Rotterdam. Vanaf de kant wordt een Turks brood in het water gegooid. Geert herkent de trillingen die van het oppervalk komen en zwemt er op af. Voor hij op de bewuste plek is aangekomen ziet hij tot zijn afschuw een groep brasems aan de oppervlakte slobberen. Dit is de druppel. Die krengen horen niet aan de oppervlakte te eten, dat is zo’n beetje het laatste gebied waar wij, karpers, ongestoord kunnen eten als de eenden weg blijven. Kokend van woede draait hij zijn obscure kop en zwemt de andere kant op. D’r uit moeten ze, weg met die krengen. Dit is “ons” water. Laten ze toch lekker met zijn allen in Ierland zwemmen. Ruimte zat en zo hebben wij er geen last van.

Samen met wat karpervriendjes wordt de zaak besproken. Geert vind al snel een luisterend oor. Zijn vriendjes zijn onder de indruk van de manier waarop hij het allemaal brengt. Die aparte bleke kop geeft hem nog wat extra uitstraling waardoor hij zich nog meer onderscheid van de meute. Eén van Geerts vriendjes is een dikke bolle spiegel met de bijnaam “Rita”. Rita heeft louche contacten met de bovenwereld. Onder haar leiding wordt op een niet nader vermelde locatie overleg gepleegd met de aalscholverpopulatie van de Nieuwkoopse plassen. Geert is in zijn nopjes. Zelf heeft hij contacten met wat Duitse karperpopulaties. In december spreekt hij met ze af in de buurt van Koblenz.

En zo zwemt hij maandag 21 december via de Rijn de grens over. Voorbij het Ruhrgebied wordt de Rijn smaller en de stroom sneller. Geert moet even rusten en duikt achter een eiland uit de stroming. Maar dan slaat het noodlot toe. Net als Geert zijn weg verder wil vervolgen zwemt hij, onbekend met de plaatselijke situatie onder water, in de netten van een beroepsvisser. Geert zit in de val, muurvast gezwommen. Een paar dagen later, als alle krachten uit zijn vinnen zijn verdwenen, voelt hij dat hij omhoog getrokken wordt. Eenmaal boven water is het snel afgelopen. Geert had al de kracht niet meer om te vechten.

Op een lokale markt in een onbetekenend Duits dorp loopt een man van Marokkaanse komaf. Hij loopt wat te rommelen tussen wat tweedehands spullen waarna hij bij een voor hem bekende viskraam komt. Daar ligt een enorme karper, met een vreemde witte plek op zijn kop. De vinnen stijf van het ijs en het glazige, vale, oog wat hem wazig aankijkt. De man krijgt een glimlach op zijn gezicht en zoekt in zijn zak naar zijn mobiel. Even later horen we hem tegen zijn vrouw zeggen: “Guten morgen Frau. Kein fleisch heute Weinacht. Nächstes wochenende essen wir Weinachtkarpfen”.

Prettige feestdagen en tot volgend jaar!

Arjen

Kennen jullie die reclame van de AH waarbij die grappige verkoopmanager voor de kerstboom een verhaal voorleest aan zijn klanten? Ik zag hem laatst weer voorbij komen en dat was de aanleiding om voor deze blog met een verhaal op de proppen te komen.

Bekijk ook